Geef je een opdracht aan een zzp’er en het gaat eigenlijk om loondienst, dan is dat schijnzelfstandigheid. Schijnzelfstandigheid is ongewenst omdat het leidt tot een oneerlijke verhouding tussen werknemers en zelfstandigen. Ook gaat het ten koste van de sociale zekerheid als mensen die eigenlijk werknemer zijn daar niet aan meebetalen. Verder kan schijnzelfstandigheid zorgen voor uitbuiting. Jij en de zzp’er zijn samen verantwoordelijk voor het voorkomen ervan.
Naheffingen Belastingdienst
Concludeert de Belastingdienst dat er sprake is van schijnzelfstandigheid, dan legt ze naheffingen op. Het gaat dan om loonbelasting/premie volksverzekeringen, premies werknemersverzekeringen en de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet. Daarnaast kan de Belastingdienst (vanaf 2026) een boete opleggen als sprake is van kwaadwillendheid.
Onduidelijke wetgeving
Momenteel geldt de Wet DBA (deregulering beoordeling arbeidsrelaties) nog. Deze wet voldoet niet, omdat hij te onduidelijk is over de mate van zelfstandigheid van zzp’ers. Daarom heeft de Belastingdienst de wet tot 2025 nauwelijks gehandhaafd (‘handhavingsmoratorium’). Tegelijk werkt de overheid al jaren aan nieuwe regels. Sinds 1 januari 2025 handhaaft de Belastingdienst weer volledig. Dit was nodig om de balans in het werken met en als zelfstandige(n) te herstellen.
Handhaving
Bij de handhaving staat de feitelijke samenwerking tussen opdrachtgever en -nemer centraal. Hierbij geldt een overgangsperiode tot 1 januari 2026 waarbij werkgevers en werkenden nog geen boete krijgen als zij aantoonbaar maatregelen nemen tegen schijnzelfstandigheid. De Belastingdienst mag naheffingen opleggen tot maximaal 5 jaar terug. De feitelijke grens daarbij is 1 januari 2025, omdat toen de handhaving weer startte.
Wet VBAR
De Wet verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden (Wet VBAR) moet de Wet DBA vervangen. Deze wet richt zich op het geven van duidelijkheid over schijnzelfstandigheid. Het kabinet Schoof heeft het wetsvoorstel begin juli 2025 naar de Tweede Kamer gestuurd. De ingang van de Wet VBAR was gepland voor 1 juli 2026. Het is vanwege de verkiezingen de vraag of de wet dan ingaat.
Criteria voor schijnzelfstandigheid
De Wet VBAR kent 3 criteria voor schijnzelfstandigheid die de Belastingdienst al toepast bij de handhaving:
- Houdt de werkgever toezicht en/of geeft hij aanwijzingen hoe de werkende taken moet verrichten?
- Zijn het werk en de werkende onderdeel van (ingebed in) de organisatie?
- Gedraagt de zzp’er zich echt als ondernemer?
Minimumuurtarief
Verder bepaalt de Wet VBAR dat bij een uurtarief onder de 36 euro een vermoeden bestaat van een arbeidsovereenkomst. Dit tarief wordt jaarlijks aangepast aan het minimumloon en afgerond op hele euro’s. De zzp’er mag bij een lager uurtarief een beroep doen op de rechten als werknemer. De opdrachtgever moet dan bewijzen dat het niet om een arbeidsovereenkomst gaat.
Basisverzekering arbeidsongeschiktheid zelfstandigen
In 2030 of 2031 komt er met de Wet basisverzekering arbeidsongeschiktheid zelfstandigen (BAZ) waarschijnlijk een verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering (AOV) voor zzp’ers. Deze wet moet nog in het parlement worden behandeld.
Acht praktische tips
Centraal beheer geeft acht tips om goed om te gaan met schijnzelfstandigheid.
1. Duidelijke overeenkomst
Alleen een offerte waar je als opdrachtgever mee ‘akkoord’ gaat, is te vrijblijvend. Je doet er verstandig aan duidelijke afspraken te maken in een overeenkomst. Overleg hierover goed met de opdrachtnemer.
2. Resultaatgerichte opdrachtformulering
Formuleer een opdracht aan een zzp’er zo resultaatgericht mogelijk met een duidelijk begin en eind en een vast bedrag. Spreek af om te betalen na oplevering van een concreet resultaat en niet maandelijks, zoals bij werknemers.
3. Inbedding
De beoordeling door de Belastingdienst richt zich onder andere op de inbedding. Het gaat er dan om of het werk van de zzp’er op de belangrijkste activiteiten van je bedrijf lijkt en of hij dezelfde taken uitvoert als je werknemers. Ook speelt mee of je de zzp'er hetzelfde behandelt als je werknemers. Let er daarom op dat de zzp’er een duidelijke positie als externe kracht heeft.
4. Ondernemersrisico
De Belastingdienst kijkt ook of de zzp’er als ondernemer werkt. Hierbij speelt het ondernemersrisico een rol. Staat bijvoorbeeld in de opdrachtovereenkomst dat jij betaalt als de zzp'er een fout maakt of als jouw klant niet betaalt, dan draagt de zzp’er weinig ondernemersrisico.
5. Arbeidsovereenkomst
Als het duidelijk gaat om schijnzelfstandigheid dan kun je de opdrachtovereenkomst het beste beëindigen en een arbeidsovereenkomst aanbieden. Als een zzp’er dat niet wil, dan kunnen jullie de opdracht eventueel aanpassen. Jullie kunnen dan bijvoorbeeld afspreken dat de zzp’er eigen materialen gebruikt, beschikbaar is voor andere klussen en/of zelf bepaalt hoe en wanneer hij het werk uitvoert.
6. Voorkom inlenersaansprakelijkheid
Ook als de zzp’er via een tussenpersoon bij je werkt, kan er sprake zijn schijnzelfstandigheid. Het gaat erom hoe de zzp’er in de praktijk voor je werkt. Hierbij kan je te maken krijgen met ‘inlenersaansprakelijkheid’. Dit houdt in dat als de intermediair bij schijnzelfstandigheid de loonbelasting en heffingen niet betaalt, jij als inlener (opdrachtgever) mogelijk aansprakelijk bent. Je kunt deze aansprakelijkheid bijvoorbeeld beperken door een verklaring inzake betalingsgedrag van uitleners te vragen en te voldoen aan hun administratieve verplichtingen.
7. Online ondersteuning
Voor het onderzoek van de arbeidsrelatie met de zzp’er geeft de Belastingdienst ondersteuning. Daarnaast is er de keuzehulp: ‘Het juiste contract: zzp ja of nee?’ van de Rijksoverheid
8. Webmodule
Tot slot kun je als opdrachtgever een vragenlijst invullen via de ‘Webmodule beoordeling arbeidsrelaties’ (https://beoordelingarbeidsrelatie.nl/). Per antwoord krijg je punten. Uit het puntentotaal blijkt of er sprake is van schijnzelfstandigheid.
Dit artikel is gesponsord door Centraal Beheer.









