1. Het laatste HR-nieuws

  2. Actueel & juridisch gecheckt

  3. Direct antwoord op je vraag

Ondanks kritiek: kabinet dient VBAR-wetsvoorstel in

Het demissionair kabinet heeft het wetsvoorstel 'Verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden' (VBAR) ingediend bij de Tweede Kamer. Dit voorstel moet meer duidelijkheid bieden over de vraag wanneer iemand als werknemer of als zelfstandige (zzp'er) werkt.

Ondanks kritiek: kabinet dient VBAR-wetsvoorstel in

Het wetsvoorstel heeft als doel om duidelijk te maken wanneer iemand als werknemer wordt beschouwd en wanneer iemand als zelfstandige werkt. Daarbij kijkt het naar verschillende factoren, zoals de aansturing in de werkzaamheden.

Geeft de opdrachtgever bijvoorbeeld instructies hoe het werk moet worden uitgevoerd?
Ook wordt er gekeken of het werk op eigen risico gebeurt en of iemand zich buiten het werk als ondernemer gedraagt.

De nieuwe wet verduidelijkt deze regels, maar verandert ze niet ten opzichte van de huidige rechterlijke uitspraken. Met het wettelijk vastleggen van deze criteria, wil het kabinet zorgen voor meer duidelijkheid. Op die manier weten werkenden en werkgevers beter waar ze aan toe zijn bij het beoordelen van een arbeidsrelatie.

Waarom de nieuwe wet?

Volgens demissionair minister Van Hijum (NSC) is schijnzelfstandigheid vooral aan de onderkant van de arbeidsmarkt een probleem. Zo’n 200.000 werkenden vallen volgens het ministerie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) in deze risicogroep.

Voorbeelden zoals de Deliveroo-uitspraak onderstrepen de noodzaak voor heldere regels. In deze uitspraak oordeelde de Hoge Raad dat de maaltijdbezorgers werknemers waren in plaats van zzp'ers.

Van Hijum benadrukt dat hij echte zelfstandigheid niet wil belemmeren, maar dat werk zekerheid moet bieden: “Als je aangestuurd wordt in je werk en je loopt geen ondernemersrisico, dan ben je een werknemer en heb je recht op de zekerheid die daarbij hoort. En als je echt zelfstandig werkt en onderneemt, dan is daar alle ruimte voor.

Beoordeling arbeidsrelatie

De beoordeling van een arbeidsrelatie van een werkende verloopt als volgt:

Stap 1: Is er sturing (hoofdelement W)?

  • Werkt de persoon onder werkinhoudelijke sturing (krijgt diegene bijvoorbeeld instructies over de werkuitvoering, is het werk ingebed in de organisatie, vindt er controle plaats op het werk)?
  • Of werkt de persoon onder organisatorische sturing (heeft diegene bijvoorbeeld verplichte werktijden en geldt er een verplichte aanwezigheid op locatie)?
  • Is één van deze vormen van sturing aanwezig? Dan is er mogelijk sprake van werknemerschap.

Stap 2: Is er sprake van ondernemerschap (hoofdelement Z)?

  • Is er geen sprake van sturing? Dan komt hoofdelement Z in beeld. Werkt de persoon voor eigen rekening en risico? Denk aan het zelf werven van klanten, niet doorbetaald krijgen bij ziekte, of zelf aansprakelijk zijn voor fouten.

Waar ligt het zwaartepunt?

  • Is er sturing én tegelijkertijd sprake van zelfstandig ondernemerschap? Dan moet worden afgewogen waar het zwaartepunt van de werkzaamheden ligt.
  • Ligt het zwaartepunt bij sturing (W)? Dan is sprake van een arbeidsovereenkomst.
  • Ligt het zwaartepunt bij eigen rekening en risico (Z)? Dan is sprake van zelfstandigheid.

Als er geen sturing is, stopt de beoordeling per direct. Dat betekent dat er géén sprake is van werknemerschap en dat er dus ook géén sprake is van een arbeidsovereenkomst.

Nieuw rechtsvermoeden op basis van uurtarief

Naast de inhoudelijke beoordeling van de arbeidsrelatie introduceert het wetsvoorstel een rechtsvermoeden van werknemerschap als iemand werkt voor minder dan € 36,00 per uur. Dit uurtarief stijgt steeds bij de indexatie van het minimum(uur)loon.

Dit betekent dat mag worden aangenomen dat sprake is van een arbeidsovereenkomst als iemand minder dan dat grensbedrag verdient. De uitzondering op deze regel geldt als je als opdrachtgever kan aantonen dat dit niet zo is.

De regel van het rechtsvermoeden geldt niet als de opdrachtgever een particulier is (iemand die niet handelt in een beroep of bedrijf).

Kritiek op het voorstel

In een eerder stadium heeft de Raad van State zich kritisch uitgelaten over de nieuwe wet: de wet voegt volgens het adviesorgaan weinig toe aan de bestaande jurisprudentie en het zal in de praktijk niet de gewenste duidelijkheid bieden. Rechters zullen tenslotte nog steeds per geval moeten beoordelen of sprake is van werknemerschap.

Inwerkingtreding

Het kabinet streeft ernaar de wet per 1 juli 2026 in werking te laten treden. Er geldt geen overgangsrecht. Dit houdt in dat iedereen meteen een beroep kan doen op de nieuwe wet, na de invoering ervan. Voor die tijd moeten de Tweede en Eerste Kamer het wetsvoorstel eerst nog goedkeuren.

Rajiv Ramlakhan is jurist arbeidsrecht en redacteur van PW.

Onderwerpen aanpassen

Mijn artikeloverzicht kan alleen gebruikt worden als je bent ingelogd.